Van Taliban over corruptie en vrouwenrechten tot NAVO en verwaarloosde burgers
“‘Een korte handleiding bij het lezen van de Afghaanse actualiteit’
‘Het was de voorbije jaren vruchteloos zoeken naar nieuws, analyse of achtergrond over en vanuit Afghanistan’, schrijft voormalig MO*hoofdredacteur Gie Goris. Hij dook in zijn archief en biedt ons een korte handleiding om de spectaculaire gebeurtenissen van vandaag beter te kunnen begrijpen. ‘Lees de geschiedenis, als de toekomst je interesseert.’
foto: 1 november 2001: soldaten van de Noordelijke Alliantie kijken toe terwijl vermoedelijke posities van de Taliban worden gebombardeerd. | © Vasily Fedosenko / Reuters
De gebeurtenissen in Afghanistan gingen zo snel, dat experts en betrokkenen bijna allemaal ingehaald werden door de feiten. Dat geldt ook voor de Taliban, die sneller in het presidentieel paleis in Kaboel stonden dan ze ooit hadden durven dromen.
Nadat de toenmalige Talibanregering met de hulp van de Noordelijke Alliantie verdreven werd in 2001, werd in december van dat jaar in Bonn een nieuw regime — de Afghaanse overheid die nu zo spectaculair ineenstortte — op poten gezet. Dat roept heel veel vragen op en dat kan ook niet anders. Het was de voorbije jaren vaak vruchteloos zoeken naar nieuws, analyse of achtergrond over en vanuit Afghanistan.
‘Afghanistan geeft zich pas bloot door intimiteit. En intimiteit kost tijd’, schreef de Amerikaanse journaliste Sarah Chayes. Maar de meeste journalistiek is snelwerk en de meeste opinies vertrekken niet van Afghaanse zorgen maar vanuit westerse superioriteit.
Afghanistan begrijpen vraagt tijd en luisterbereidheid, zei ze daarom ook in een interview met MO* in 2007: ‘Er is een hele cultuur ontstaan waarin mensen je op heel gecamoufleerde manieren vertellen wat ze kwijt willen en verzwijgen wat volgens hen niet geweten hoeft te worden. Het probleem voor de rest van de wereld is dat je bijna zeker een vertekend beeld krijgt – als je al informatie krijgt over Afghanistan – omdat de journalisten de tijd niet krijgen om hun werk ernstig te doen.’
Voor wie zichzelf niet meteen uitroept tot de expert die alles zag aankomen en voor wie de overwinning van de Taliban niet in minder dan 280 tekens kan uitleggen, voorziet MO* een korte handleiding doorheen de enkele artikels die ik over en vanuit Afghanistan schreef.
Want de beelden vanuit het presidentiële paleis en vanop de luchthaven van Kaboel zijn zo schokkend, dat ze afleiden van de belangrijkste waarheid: een oud en geïnternationaliseerd conflict neemt een plotse wending, maar verdwijnt niet meteen. Lees dus de geschiedenis, als de toekomst je interesseert.
Het ABC van het conflict
‘In Afghanistan zijn veel te veel mensen met elkaar verbonden door corruptie en illegale economie, waardoor ze belang hebben bij het verderzetten van het conflict’, vertelde Davood Moradian, directeur van het Afghan Institute for Strategic Studies, me in 2015. Met hem had toen ik één van de 30 gesprekken, waarvan 23 diepte-interviews, die ik op minder dan 10 dagen in Kaboel voerde.
Ook sprak ik met Mahmoud Saikal die daarna jarenlang VN-ambassadeur werd. En met Masoom Stanekzai, toen nog voorzitter van de Hoge Vredesraad (HPC) en daarna minister van Defensie.
‘Het conflict in Afghanistan is niet Afghaans, maar wordt ons nu al bijna veertig jaar opgedrongen door buitenlandse machten en buitenlandse strijders.’
‘Het conflict in Afghanistan is niet Afghaans, maar wordt ons nu al bijna veertig jaar opgedrongen door buitenlandse machten en buitenlandse strijders. De Taliban hebben al drie zelfmoordaanslagen tegen mij gepleegd, maar wij kennen elkaar. Wij zijn allemaal Afghanen’, zei Stanekzai. Dat is half waar en half een poging om de eigen verantwoordelijkheid te ontlopen.
De enorme veelheid aan inzichten die ik uit de reis in 2015 haalde, schreef ik toen uit in een onvolledig ABC. Het ging over de verdeelde regering van nationale eenheid. Over grote en kleine problemen, zoals toen bijvoorbeeld de grens met Pakistan en de Taliban. Over China en andere buitenlandse spelers. Over burgeroorlog en verschillende opstandelingenbewegingen.
Ruim 6 jaar later vervolg ik hier dat ABC, als leidraad doorheen het MO*archief aan duiding over Afghanistan.
De B van het Begin
Is 15 augustus 2021 het einde van de lange oorlog om Afghanistan? Ik betwijfel het, maar de volgende maanden zal duidelijk worden of (en hoe) de Taliban hun tweede regeerperiode zullen vormgeven en of die rust, veiligheid of zelfs vrede zal brengen.
Dat we nog niets weten over het einde, is normaal. Maar weten we waar het begon? Was het de kerstinvasie van Sovjettroepen in 1979? Of was het de communistische staatsgreep in april 1978? In elk geval: de voorbije vier decennia hielden oorlog en geweld nooit op.
De C van Corruptie
Sinds 2001 werd jaar na jaar vooruitgang geboekt in Afghanistan. Of toch tenminste, als je de communiqués van de NAVO of conclusies van internationale conferenties over Afghanistan mocht geloven.
Mensenrechten, vrouwenrechten, democratie, internationale handel, de opbouw van een eigen leger enzovoort. We weten al langer dat die hoopvolle berichten bedoeld waren voor het thuisfront in het Westen en weinig vertelden over de realiteit op het terrein.
Tussendoor werd volop geklaagd over corruptie en inefficiëntie. Alleen werd er niet bij verteld dat die gestimuleerd werden door de westerse militaire aanwezigheid. Mark Bowden deed dat wel in 2013. Hij was toen humanitair coördinator van de VN in Afghanistan en plaatsvervangend speciaal gezant van de VN in dat land.
Bowden sprak toen in een interview met MO* over de cash-transfers, enorme bedragen waarover Amerikaanse bevelhebbers beschikten en waarvoor ze nauwelijks verantwoording dienden af te leggen. ‘Die creëerden een cultuur van verwachting en slechte gewoontes. De militaire agenda en de aanpak door de legers zijn daarom veel meer verantwoordelijk voor het creëren van corruptie dan de ontwikkelingshulp.’
‘De militaire agenda is veel meer verantwoordelijk voor het creëren van corruptie dan de ontwikkelingshulp.’
Nadat de Washington Post in 2019 een rapport boven spitte van de Amerikaanse overheidsdienst die de uitgaven in en voor Afghanistan moest controleren, schreef ik een commentaarstuk. Zowel het publiek als het parlement werden er jarenlang over voorgelogen.
Ik verwees toen al naar enkele uitspraken van Belgische leden uit onze toenmalige regering. Zoals die van een opgetogen minister van Defensie, Pieter De Crem, in Het Laatste Nieuws in 2013: ‘Naar Afghaanse normen kunnen we spreken van een succes. Het land is in 10 jaar tijd van een middeleeuwse clanstructuur naar een 21ste eeuwse structuur gebracht. Nu kunnen ze een nieuwe veiligheidsstructuur opbouwen.’
In 2012 citeerde De Standaard hem als volgt: ‘Zijn we erin geslaagd om de situatie in Afghanistan onder controle te krijgen? Ja. Lukt de Afghanisering (langzame overdacht van de bevoegdheden aan de Afghanen, red.) Ja.’
In 2011 stuurde toenmalig premier Leterme een persbericht rond: ‘De geleidelijke terugtrekking uit de regio van Kaboel gaat uit van de vaststelling dat de veiligheidssituatie is verbeterd en dat de overdracht van de veiligheidstaken aan de Afghanen kan worden verder gezet.’
Dat geen enkele Belgische minister van Defensie of Buitenlandse Zaken zich in 2019 of nadien echt heeft moeten verantwoorden voor de fouten in Afghanistan, is wraakroepend.
Een ontmoeting met De teruggekeerde vluchtelingen uit Pakistan en Iran (april 2011 in Charak-al-Asghan, tussen Kaboel en Bagram)
(c) Brecht Goris
G van Geopolitiek
In 2011 noemde ik de Afghaanse oorlog ‘de Eerste Wereldoorlog van de 21ste eeuw’. Dat blijkt nu een akelig juiste omschrijving te zijn. Afghanistan werd het theater van diverse regionale en mondiale belangenconflicten: tussen Pakistan en India, tussen Iran en Saoedi-Arabië, tussen China en de Verenigde Staten, tussen de NAVO en Rusland…
De officiële reden voor de inval op 7 oktober 2001 was de nog maar pas uitgeroepen War on Terror. Maar het conflict was al langer bezig en had veel meer redenen dan de aanwezigheid van Osama bin Laden.
In 2011 probeerde ik die geopolitieke belangen te ontrafelen en te verduidelijken. In het boek Opstandland had ik daar 364 bladzijden voor nodig, in MO* probeerde ik het op enkele bladzijden samen te vatten. Wie zich afvraagt of er meer aan de hand is dan een simpele opstand die een zittende regering verdrijft, doet wellicht nog steeds zijn of haar voordeel met het bekijken van het grotere plaatje.
Over de achterliggende strijd tussen India en Pakistan, en over de existentiële onzekerheid van Pakistan over zijn grens met Afghanistan schreef ik heel wat. Deze analyse, met twee twee toppolitici uit India en Pakistan aan het woord, is nog steeds relevant.
Pakistan had een groot belang bij zijn steun aan de moedjahedien in de jaren ‘80 en aan de Taliban sinds midden jaren ‘90 (en tot vandaag). Dat probeerde ik historisch te duiden in dit stuk.
Dat wil nog niet zeggen dat de Afghanen willoze handpoppen zijn van buitenlandse spelers. De Taliban maakten altijd handig gebruik van de politieke behoeften van Pakistan en Saoedi-Arabië. Terwijl de regeringen Karzai en Ghani/Abdullah altijd werkten met de steun en middelen van het Westen en de “internationale gemeenschap”.
De centrale vaststelling blijft: zonder regionale en internationale inmenging zou dit conflict niet zo lang duren en niet zo onoplosbaar lijken.
De H van Hulp
De voorbije twee decennia was de westerse aanwezigheid in Afghanistan meer dan een militaire bezetting. Er werd ook veel geld geïnvesteerd in de opbouw van de staat, instellingen en ontwikkeling. Dat laatste was evenwel meer belofte dan realiteit. Vooral voor mensen op het platteland die het meeste behoefte hadden aan echte ontwikkelingshulp.
Charles Michel maakte er in 2009, toen als minister van Ontwikkelingssamenwerking, geen geheim van dat Ontwikkelingssamenwerking de NAVO-inzet volgde en ondersteunde. ‘De beslissing voor meer steun hangt samen met het sturen van F16’s naar Afghanistan’, klonk het toen. ‘We vragen ook aan de uitvoerders van de door ons gesteunde programma’s dat ze de extra middelen op de eerste plaats in de regio van Kandahar zullen inzetten, waar ook de F16’s gestationeerd zijn. Op die manier willen we een psychologisch effect realiseren en duidelijk maken dat onze betrokkenheid bij Afghanistan op twee sporen rijdt.’
‘Keer op keer werden ontwikkelingsbehoeften op de lange termijn ondergeschikt gemaakt aan militaire uitgaven.’
Maar in juli 2008 stelde een rapport van 30 Britse en Ierse ngo’s in Afghanistan dat ‘hulp gebruikt werd om politieke of militaire doelen te dienen, dat het werd verspild door slechte coördinatie of een gebrek aan verantwoording, of verloren ging door voortdurende corruptie. Landelijke regio’s werden al te vaak verwaarloosd. En keer op keer werden ontwikkelingsbehoeften op de lange termijn ondergeschikt gemaakt aan militaire uitgaven.’
Afghanistan is één van de armste landen ter wereld, maar het bezit tegelijk een behoorlijk rijke ondergrond, met zowel goud, koper, lithium als uranium. In 2010 schatten Amerikaanse regeringsbronnen dat er wel voor 1000 miljard dollar aan fossiele brandstoffen en industriële ertsen in de stoffige en rotsachtige Afghaanse grond zouden zitten.
N van NAVO
Waarom vechten we in Afghanistan? Het duidelijkste antwoord op die vraag kreeg ik in Washington, van een Franse wetenschapper. Gilles Dorronsoro was professor politieke wetenschappen aan de Sorbonne in Parijs. In 2011_, toen ik hem in Washington sprak,_ was hij verbonden aan de Carnegie Endowment for International Peace.
‘De eerste reden dat de VS oorlog voeren in Afghanistan is de Grand Strategy: om te voorkomen dat India of China zich ontwikkelt tot een concurrent. In het kader van het Afghanistanconflict spelen ze voortdurend het ene land tegen het andere uit’, aldus Dorronsoro.
‘Een tweede reden is regionale controle, waarbij vooral de nabijheid van Iran een rol speelt. Een derde reden voor de Amerikaanse aanwezigheid is de dubbele bezorgdheid over de speelruimte van Al Qaeda en de groeiende instabiliteit van het nucleair bewapende Pakistan. Washington weet heel goed dat de Taliban verwaarloosbaar zijn in vergelijkbaar met de dreiging van een nucleair Jihadistan.’
Die stelling maakte van Dorronsoro duidelijk a Frenchman in Washington, een buitenstaander die geen genoegen neemt met de aanname van goede bedoelingen. Een slechte afloop werd door hem dan ook nooit simpelweg verklaard door kortzichtigheid of gebrek aan efficiënte doorstroming van informatie van administratie naar beleid.
‘De oorlog in Afghanistan is essentieel voor de NAVO’, aldus Dorronsoro. Hij meende dat de NAVO voor Europese landen had afgedaan toen de Muur in 1989 verdween en de Sovjetunie in 1991 werd opgedoekt. De vijand was verslagen, dus kon ook het bondgenootschap opgedoekt worden.
Maar dat was buiten het belang van de VS gerekend. Die zagen in de NAVO vooral een instrument om strategisch zeggenschap te houden over de Europese bondgenoten. Voor Washington was het nachtmerriescenario dat Europa zijn eigen defensie zou organiseren, los van de VS.
Daarom kreeg de NAVO een nieuw geformuleerde opdracht: van defensief bondgenootschap naar offensieve alliantie. Die zou de democratische en humanitaire waarden van het Westen verdedigen waar nodig. Afghanistan bood een perfecte omgeving om te bewijzen dat zo’n militair instrument nodig en nuttig was.
De O van Onderhandelen
Iedereen die ik in Afghanistan sprak, vele tientallen mensen, wilde vrede, een einde aan het geweld en het vertrek van de buitenlandse troepen.
Maar velen onder hen plaatsten bij die laatste verzuchting een voorwaarde: zodra onze eigen regering sterk genoeg is om het land te verdedigen tegen buurlanden met sinistere bedoelingen, en om de verworvenheden van de voorbije jaren te garanderen.
Anderen geloofden dat de aanwezigheid van het Westen in Afghanistan net de bron is van interne conflicten en bemoeienissen van buurlanden zoals Pakistan, Iran, Rusland, China, India en de Centraal-Aziatische republieken.
Wat vaak wordt onderschat, is het pragmatisme van Afghanen. Ja, ze zijn onverzettelijk en streng in de leer. Maar als het zo uitkomt weten ze heel goed met wie, hoe en waarover ze moeten onderhandelen en compromissen sluiten. Centraal daarbij staat eer, en dat in een hiërarchie van stamleiders tot huisvrouwen.
Gesprekken in de wachtkamer van de medische praktijk van Mothers for Peace in Dast-e-Barchi, Kaboel
(c) Brecht Goris
De V van Vrouwen
Nu iedereen weer ontdekte dat Afghanistan bestaat en er een lange oorlog woedde, vloeien opnieuw hete tranen over de verschrikkelijke vooruitzichten voor vrouwen onder de nieuwe Taliban-regering. Die zorgen zijn volkomen terecht: de kans dat vrouwen in het Islamitische Emiraat gelijke rechten, kansen en stemmen zullen krijgen, is nihil.
Maar de meeste verontwaardigde uitroepen gaan niet uit van de vragen, de verwachtingen en de belangen van Afghaanse vrouwen, wel van de vanzelfsprekende superioriteit van de westerse way of life. Zo zie ik opnieuw overal de oude socialmedia meme opduiken van een zwart-witfoto van kortgerokte Kaboelse studentes tegenover in boerka gehulde vrouwen vandaag.
Naar aanleiding van die meme schreef ik een ietwat langer verhaal, met meer nuance. Ik ben trouwens benieuwd of al wie die studentes uit de jaren ‘70 ophemelde ook bereid zou zijn om de communisten uit die tijd als voorbeeld te stellen. Het waren tenslotte zij die het onderwijs voor meisjes verplicht maakten en gelijke rechten voor man en vrouw wilden opleggen.
Een ander verhaal dat volgens mij verplichte kost is voor wie zich het lot van de Afghaanse vrouwen aantrekt, is het gesprek dat ik had met Razia Arefi. Zij leidt al jaren Mothers for Peace in Afghanistan, de organisatie die in gang getrokken werd door Jennie Vanlerberghe en die de moed had om Afghaanse vrouwen belangrijker te vinden dan applaus op het Belgische thuisfront. Ze ging dus ook het gesprek aan met de verguisde Afghaanse mannen.
Of er is het iets oudere gesprek met Malalai Joya, een voormalig parlementslid, die de NAVO-troepen als buitenlandse bezetters verwierp, maar minstens zo kritisch was voor wat ze de “dubbele vijand” van Afghanistan noemde: de krijgsheren en de fundamentalisten.
De M van Mensen
De oorlog in Afghanistan is altijd een ingewikkeld kluwen aan belangen geweest. Onvermijdelijk wordt zo’n oorlog dan ook van bovenaf beschreven: vanuit de visie en keuzes van presidenten, legerleiding, academici en directeuren.
Toch zou elk verhaal ook moeten gaan over de intussen bijna 40 miljoen mensen die er de gevolgen van dragen. Ik deed in de loop der jaren een paar bescheiden pogingen.
Zoals met mijn persoonlijke brief aan Ayoob. Een Afghaanse dertiger die ik ontmoette tijdens een vliegerfestival in een stadje op 60 kilometer van Kaboel.
Of mijn bedenkingen na de moord op Vahid Mojdeh in 2019. Hij was een wat mysterieuze brugfiguur tussen de Taliban en regering en ik had hem een drietal keren gesproken.
In 2009 schreef Danish Karokhel, directeur van Pajhwok Afghan News, zijn verhaal neer in MO*. Al voor mijn eerste bezoek aan Afghanistan in 2006 was Danish Karokhel een goed contact. Elk jaar werd dat wat meer. Enkele uren voor de Taliban afgelopen weekend Kaboel binnen trokken, liet hij weten dat alles ok was en hij volop aan het journalistieke werk was.
‘Poëzie doet iets oplichten van de dingen in het leven die niet veranderen: de liefde, de dood, het droge land’, wist Mir Hazar, een dichter-journalist me in 2009 te vertellen. Hij ontvluchtte zijn land, maar bleef het tegelijk trouw.
En dan zijn er natuurlijk de verhalen van de Afghanen die ik afgelopen maanden optekende. De verhalen van zij die de oversteek maakten en intussen Belgische medeburgers werden of willen worden.