‘Afghanistan mag geen mollahland worden’

Analyse

Onzekere toekomst Afghanistan, vragen bij NAVO

‘Afghanistan mag geen mollahland worden’

‘Afghanistan mag geen mollahland worden’
‘Afghanistan mag geen mollahland worden’

Tien dagen geleden reden de Taliban triomferend de Afghaanse hoofdstad Kaboel binnen. Gie Goris peilde naar de actuele toestand ter plekke, maar onderzoekt ook wat de gevolgen zijn voor de NAVO en voor het Europees migratiebeleid.

Publiek domein

Een propaganabeeld gecreëerd door de Badri 313, een bijzondere elite-eenheid van de Taliban: strijders imiteren een van de belangrijkste en meest herkenbare beelden uit de Tweede Wereldoorlog.

Publiek domein

Tien dagen geleden reden de Taliban triomferend de Afghaanse hoofdstad Kaboel binnen. Gie Goris peilde naar de actuele toestand ter plekke, maar onderzoekt ook wat de gevolgen zijn voor NAVO en het Europees migratiebeleid.

Het was stil in Afghanistan toen ik donderdag Kaboel belde. ‘Er zijn zelfs nauwelijks verkeersongevallen of nachtelijke inbraken’, grapte Danish Karokhel (die ik in 2009 ook al interviewde). Hij leidt al bijna 20 jaar het nieuwsagentschap Pajhwok Afghan News, was al die jaren een van mijn vaste contacten in de hoofdstad en werkt momenteel zeven dagen op zeven om nieuws te onderscheiden van chaos.

De stilte in het land staat hem niet aan, verduidelijkt Karokhel. Want ze wijst op het letterlijk stilvallen van alles wat ertoe doe, op verkeerspolitie en gezondheidsdiensten na.

Het ergste, zegt hij, is de onduidelijkheid over wie het land bestuurt. Want de Taliban hebben wel “de macht gegrepen” en ze “controleren het land”, maar eigenlijk is er niemand die Afghanistan bestuurt. De ministeries liggen stil, ambtenaren zitten thuis, de economie ligt plat, de bevolking houdt de adem in.

‘De Taliban hebben wel “de macht gegrepen” en ze “controleren het land”, maar eigenlijk is er niemand die Afghanistan bestuurt.’

Er zijn wel berichten over journalisten die geviseerd worden of mensenrechtenactivisten die lastig gevallen worden, of over hardhandig optreden van Talibanstrijders op de weg naar de luchthaven.

Maar de afwezigheid van bestuur betekent voorlopig ook afwezigheid van systematische vervolging. Er wordt niet echt van deur tot deur gegaan om vroegere tegenstanders weg te voeren, en dat is voor velen een opluchting.

‘Als of zodra dat wel zou gebeuren, moet je in gedachten houden dat die praktijk van nachtelijke deur-aan-deurinvallen jarenlang toegepast werd door de NAVO-troepen’, reageert Jolyon Leslie, de Zuid-Afrikaanse auteur van Afghanistan, The Mirage of Peace en decennialang cultureel werker in Herat, Kaboel en elders in het land. ‘Je kan maar hopen dat de Taliban dat voorbeeld niet volgen’, schrijft hij in een e-mail.

Op maandag 23 augustus meldt nieuwsagentschap Pajhwok dat de feestzalen voor huwelijken opnieuw opengaan en journalist Sayed Salahuddin merkt op dat de radiostations nog steeds muziek uitzenden, ook in Kandahar.

Voor Karokhel is de huidige afwezigheid van systematische repressie niet per se een voorafschaduwing van een mild regime, maar eerder de stilte voor de storm. De eerste persconferentie met Talibanwoordvoerder Zabihullah Mujahid was niet al te geruststellend, vindt hij. De nadruk op islam en nationale eenheid voor onafhankelijke berichtgeving geeft al een idee van het te verwachten beleid.

De voorbije dagen is Pajhwok niet gestopt met zijn gewone, kritische berichtgeving. Het agentschap publiceerde onder andere een verslag van een protest in Jalalabad, waarbij geschoten werd op de demonstranten — inclusief beelden van een slachtoffer. ‘Niemand is langsgekomen, niemand heeft ons daarover gebeld’, zegt Karokhel. Hij is er niet gerust op dat dit zo zal blijven, maar is wel bereid daarvoor te vechten.

“Inclusieve islamitische regering”

Intussen zijn de kopstukken van de Taliban aangekomen in Kaboel. Het lijkt de bedoeling te zijn een soort regering van nationale eenheid te vormen, of een “inclusieve islamitische regering”, zoals dat voorlopig heet. De gesprekken daarover, tussen Talibanleiders en politici zoals Hamid Karzai, Abdullah Abdullah en Gulbuddin Hekmatyar, lopen.

Karzai was Afghaans president van eind 2001 tot 2014. Dr. Abdullah was een van de leiders van de Noordelijke Alliantie, die de Taliban eind jaren 1990 bevocht, en sinds 2014 was hij de facto de nummer twee van het regime (na president Ashraf Ghani). Hekmatyar was in de jaren ‘80 een van de belangrijkste moedjahedienleiders en hij ging na 2001 in het verzet tegen de westerse militaire aanwezigheid, maar verzoende zich met de regering-Ghani in 2016.

Politici als Karzai hebben weinig echte macht in te brengen.

Of deze gesprekken een wezenlijk verschil zullen maken, wordt door waarnemers als Jolyon Leslie betwijfeld. De politici hadden onder president Ghani al weinig in de pap te brokken en ze hebben zeker vandaag weinig echte macht in te brengen. De verwachting is dat ze vooral de credibiliteit van het nieuwe regime in het buitenland moeten helpen versterken.

De manier waarop Talibanstrijders zich gedragen in de straten van Kaboel, de manier waarop de top van de beweging onderhandeld heeft met de Verenigde Staten en de aandacht die ze heeft voor haar internationale reputatie: het doet vermoeden dat de Taliban in 2021 beter voorbereid zijn op het besturen van Afghanistan dan in 1996, toen ze voor het eerst Kaboel veroverden. Toch heeft Danish Karokhel er een hard hoofd in.

‘Om te beginnen zijn de Taliban vandaag intern meer verdeeld dan in de jaren 1990. Toen was er geen discussie over de positie van Mullah Omar en stond iedereen op één lijn. Vandaag spreken we over zeker vijf, zes facties. Die hebben allemaal hun eigen leiders, visie en belangen. Het zou dus wel eens snel tot een onderlinge machtsstrijd kunnen komen die de rest van het land meesleept.’

‘De Taliban bestaan uit zeker vijf, zes facties. Elk met eigen leiders, visie en belangen. Dat kan tot een onderlinge machtsstrijd leiden.’

Ook als de Taliban erin slagen de eenheid te bewaren, is het niet zeker of de militaire overwinning van de Taliban door iedereen, zonder slag of stoot, aanvaard zal worden. Er waren dit weekend berichten over drie districten die heroverd zouden zijn op de Taliban, terwijl diezelfde Taliban troepen zouden samenbrengen om de Pasjirvallei echt onder controle te krijgen.

Vanuit die regio werd in de jaren 1990 ook hardnekkig verzet georganiseerd en Ahmad Massoud, de zoon van de historische leider van de Noordelijke Alliantie, zou vanuit Pansjir opnieuw gewapend verzet voorbereiden — al klonk hij het voorbije weekend eerder verzoenend dan strijdlustig. Samen met voormalig vice-president Amrullah Saleh zou hij over duizenden gewapende strijders beschikken, al is niet duidelijk hoe die een volgehouden strijd met de Taliban kunnen aangaan, indien ze geïsoleerd worden in de Pasjirvallei.

Los van eventueel gewapend verzet, staan de Taliban voor een enorm moeilijke opdracht als ze Afghanistan volgens hun strenge shariaregels willen gaan besturen. Danish Karokhel: ‘In de jaren 1990 namen de Taliban een verarmd en uitgeput land met zo’n twintig miljoen inwoners over. Vandaag zijn dat er zeker 35 miljoen, en er is een jonge generatie die gestudeerd heeft en eigen, hoge verwachtingen cultiveert.’

‘Hoe de nieuwe overheid die verwachtingen gaat beantwoorden zonder economisch plan en met een politieke visie die opgetrokken is uit verboden en beperkingen, is moeilijk voor te stellen. Zeker indien men er niet in slaagt de relaties met de internationale gemeenschap te herstellen, dreigt dit uit te lopen op een humanitaire ramp en daar zal zeker georganiseerd verzet uit ontstaan.’

Emiraat versus republiek

‘De eerste opdracht voor de nieuwe machthebbers is dus een breed gedragen regering te vormen en zo snel mogelijk werk te maken van goed bestuur’, beklemtoont Danish Karokhel nog.

En hij verduidelijkt: ‘Dat kunnen de Taliban niet alleen. Een grote fout is alvast het benoemen van de ene na de andere mollah, als gouverneur, hoofd van de universiteit of straks als ministers.’ Afghanistan is geen mollahland, voegt hij toe. Er is veel meer kennis en capaciteit buiten de clerus dan daarbinnen.

Afghanistan is geen mollahland. Er is veel meer kennis en capaciteit buiten de clerus dan daarbinnen.

Karokhel zegt dat hij zou kunnen leven met een soort voorlopig bestuur, waarin mensen samengebracht worden om aan een nieuwe grondwet te werken of de nieuwe staatsvorm uit te tekenen. De voorwaarde om zo’n overgangsperiode te aanvaarden is voor hem altijd dat echte experts betrokken worden, en dat de overgang niet gerokken wordt.

Dé kernvraag is of, op welke manier en in hoeverre het Islamitisch Emiraat van de Taliban of van een “inclusieve regering” verzoenbaar zal zijn met mensenrechten en democratie. Een staat die zijn wetten en instellingen baseert op het geopenbaarde goddelijke woord staat principieel diametraal tegenover een democratie waarin de burger soeverein is en de wetten bepaalt via zijn of haar verkozen vertegenwoordigers. Al is enige nuance zeker mogelijk, want ook de nu omvergeworpen republiek noemde zich islamitisch.

De grijswaarden die politiek mogelijk zijn, zorgen echter zelden voor een betere bescherming van minderheden, vrouwen of burgerrechten. Sippi Azerbeidjani-Moghaddam, een Brits-Iraanse die al een kwarteeuw in Afghanistan werkt, wees er in The Guardian afgelopen weekend nog op dat de terechte vrees voor vrouwenrechten onder het nieuwe Talibanregime vaak abstractie maakt van de heel gebrekkige toestand op de vlak de voorbije decennia.

‘Wat ik gezien heb’, schrijft ze, ‘was een verarmd en door oorlog verscheurd land, met schrijnende tegenstellingen tussen obscene rijkdom en pijnlijke armoede. Een land waar vrouwen en kinderen nog steeds de last droegen van slecht beleid, corruptie, het gebrek aan rechtspraak en een wijdverbreid conservatisme.’

Ook toen ik haar tien jaar geleden sprak wees Azerbeidjani-Moghaddam er al op dat de aanwezigheid van westerse troepen weinig blijvende impact zou hebben op vrouwen en hun rechten: ‘De militaire logica hanteert een tijdsperspectief dat vloekt met echte ontwikkeling. De programma’s die Europa gesteund heeft, hadden dan ook meer de bedoeling mensen te overtuigen van de goede bedoelingen van het Westen dan echte verandering teweeg te brengen in het leven van mannen en vrouwen.'

'Nog steeds lijden vrouwen onder de dictatuur van hun reputatie, en die ligt voortdurend onder vuur vanuit de gemeenschap die schrik heeft van vrouwen die zelfstandig optreden.’ (lees verder na dit kader)

Over de foto bij dit artikel

Public domain

Links: de iconische foto ‘Raising the Flag on Iwo Jima’ (Joe Rosenthal). Rechts: het beeld dat de Taliban-brigade Badri 313 enkele dagen geleden zelf verspreidde.

Public domain

De foto bovenaan dit artikel werd gemaakt door de Taliban zelf. Het is een persiflage op het iconische beeld van Joe Rosenthal uit de Tweede Wereldoorlog (linkse foto hierboven), toen de Amerikaanse troepen het eiland Iwo Jima veroverden op Japan.

Het beeld werd gecreëerd door de Badri 313-brigade van de Taliban, een elite-eenheid. Op dit moment controleert die naar verluidt zowat alle officiële gebouwen (inclusief ambassades) en beveiligt ze cruciale infrastructuur in Kaboel. Ook de controle over de luchthaven zou onder de verantwoordelijkheid van deze elite-eenheid vallen. Ze dragen blijkbaar hoogwaardige helmen en uniformen die buitgemaakt zijn na de Amerikaanse terugtrekking.

Het getal 313 in de naam van de brigade verwijst naar het aantal moslimstrijders die in 624 de eerste overwinning van de prille gemeenschap in Medina behaalden, tegen de militaire overmacht uit Mekka, in de Slag bij Badr. Een naam als een duidelijke programmaverklaring, dus.

Het is trouwens niet de eerste keer dat een 313-brigade opgericht wordt. Begin jaren 1990 deed de Pakistaanse jihadi Ilyas Kashmiri (toen de kroonprins van Osama bin Laden voor Zuid-Azië) dat al eens. Met zijn 313-brigade was hij zowel actief in Afghanistan, Pakistan als Indiaas Kasjmir. Er zijn geen organisatorische banden tussen die toenmalige 313-Brigade en de 313-Badri van de Taliban vandaag.

Welke lessen voor Europa?

Activisten als Azerbeidjani-Moghaddam relativeren niet de bezorgdheid om wat vrouwen onder het Islamitisch Emiraat te wachten staat, ze relativeren wél de claim dat de westerse militaire aanwezigheid voor een fundamentele verandering gezorgd had. Er was ruimte en er waren middelen om daaraan te werken, dat zeker. Maar er waren ook de voortdurend overdreven verhalen over verandering.

Een van de promotoren van het verhaal dat het Westen in Afghanistan vrouwenrechten verbeterde, was Jaap de Hoop Scheffer, NAVO-secretaris-generaal van 2004 tot 2009 en dus een van de architecten van de uitbreiding van de Brits-Amerikaanse invasiemacht tot een enorme buitenlandse bezetting onder NAVO-leiding.

Toen Jaap de Hoop Scheffer onlangs te gast was in het VRT-programma Terzake werd hem geen enkele kritische vraag gesteld.

Toen hij onlangs te gast was in het VRT-programma Terzake werd hem geen enkele kritische vraag gesteld, maar wie terugkijkt naar bijvoorbeeld een persconferentie in Vilnius in 2008, stelt vast hoe groot de kloof is tussen het NAVO-verhaal en de werkelijkheid zoals we die nu kennen.

De Hoop Scheffer beweerde toen al dat het Afghaanse leger zo goed als klaar was om de verdediging van het land op zich te nemen, terwijl hij tegelijk vooruitgang afmat aan de hoeveelheid extra troepen die NAVO-landen bereid waren te sturen. België kreeg van hem een pluim omdat het meer manschappen én F-16’s richting Afghanistan stuurde.

De Hoop Scheffer citeerde ook zijn eigen propagandabrochure Progress in Afghanistan, een brochure die een bijna rooskleurig portret van het land in opstand schetste. ‘Vijf jaar geleden gingen 900.000 kinderen naar school, vandaag zijn er 6,4 miljoen ingeschreven — waaronder anderhalf miljoen meisjes. Tweeduizend scholen werden de voorgaande jaren gebouwd of hersteld.’

Een jaar later sprak de NAVO al over meer dan 7 miljoen scholieren, waarvan meer dan twee miljoen meisjes, en ‘meer dan 3500 scholen die gebouwd werden’. Dr. Wadir Safi, een expert in internationaal recht en voormalig minister van burgerluchtvaart, plaatste daar toen al grote vraagtekens bij: ‘Die miljoenen kinderen uit de statistieken gaan elk twee of drie uur per dag naar school. En de leerkrachten die ze voor zich krijgen, zijn meestal jongeren die het ingangsexamen voor de universiteit niet gehaald hebben.’

Is een door Washington gedomineerde alliantie met vooral Europese legers houdbaar als de wind in Washington telkens uit een andere hoek lijkt te komen?

De NAVO-inmenging in Afghanistan werd intussen door president Joe Biden herleid tot een eenzijdige operatie die bedoeld was om het Amerikaanse grondgebied te beschermen tegen terroristische aanvallen. Al het andere was overmoed en overbodig, blijkt nu. De consequenties zouden groot kunnen zijn.

Is een door Washington gedomineerde alliantie met vooral Europese legers houdbaar als de wind in Washington telkens uit een andere hoek lijkt te komen? Hoe reageren landen in de Aziatische regio rond Afghanistan op het komen en gaan van legers, doelstellingen en strategieën? Op dit moment wordt een debat hierover in Europa angstvallig vermeden, maar de vraag is hoe lang dat volgehouden kan worden.

Even afwezig is elk debat over de gevolgen van de Europese migratie-obsessie. Die is er nochtans mee voor verantwoordelijk dat de evacuatie uit Afghanistan veel te laat op gang gekomen is, en bovendien onvoorstelbaar rommelig verloopt. De eerste reden voor de laattijdigheid is natuurlijk de snelheid waarmee de Taliban stad na stad en het hele land innamen.

Maar dat er met name voor Afghaanse medewerkers van NAVO-legers, Europese ambassades of internationale ngo’s geen plannen klaarlagen, en dat er geen geconsolideerde en gecontroleerde lijsten waren, is toch vooral terug te voeren op de angst voor immigratie en dus voor de xenofobe partijen in Europa. Niet voor niets drong staatssecretaris Sammy Mahdi een week voor de val van Kaboel nog aan op het handhaven van gedwongen terugkeer naar Afghanistan.

Het is wellicht te vroeg om al conclusies te trekken, tien dagen na de machtsovername van de Taliban in Kaboel. Maar zowel intern als internationaal zijn er veel lessen te trekken uit de voorbije twintig jaar NAVO-aanwezigheid of de 43 jaar van oorlog en geweld. Dat lukt alleen als de juiste vragen gesteld worden.

Buitenlandcommentator Simon Tisdall maakte zaterdag in The Guardian alvast de rekening op: ‘Het Afghaanse project is mislukt. Het bezoedelde tijdperk van de Pax Americana en de “eindeloze militaire inzet” dat Biden betreurde loopt godzijdank ten einde. Ook de dagen van de NAVO – gediscrediteerd, slecht geleid en vanzelfsprekend geacht – zijn geteld. Er is nood aan een meer evenwichtige, meer respectvolle veiligheidsrelatie tussen de VS en Europa.’